Willem den Elger, Zinne-beelden der liefde (1703)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

De liefde voed ons met hoop [29]


el1703029pict

Back to top ↑
DE LIEFDE VOED ONS MET HOOP.


Ja, Liefde, 't is wel waar gy voed ons meest met rook;
En evenwel men laat zoo slaafs van u zig binden;
Wat vreugde weeten wy door hoop in u te vinden?
En zoo zy zig in ons verheft, verdwynt zy ook,
Maar klaag niet dat de min niets anders komt te geeven:
Door 't voedzel van de hoop kan zy het langste leeven.

[blanco]

DE LIEFDE VOED ONS MET HOOP.
Men vind dit zelve Zinnebeeld by den Ridder J.
Cats, met by na dezelve uitlegging, en wel mo-
gelyk by anderen meer, vermits van alle tyden
bekent genoeg is geweest, hoe veel vermogen
de hoop in de Liefde had, en dat zy zig ook als
rook verheft en wederom verdwynt. Myn voorneemen is
niet hier van de hoop in 't gemeen te schryven, dit heeft de
la Chambre in zyn Characteres des passions wytloopig genoeg ge-
daan: enkel is myn oogwit hier te spreeken hoe veel zy in
de Liefde vermag. ,,Hier van zegt le Boulanger in zyn Morale
,,Galante: Wat de hoop belangt, zy is het niet alleen met de
,,Liefde eens gelyk alle de voorgaande Harts-togten, maar
,,zy is de Zetel waar op de Liefde zig met de grootste glans
,,en Heerlykheid vertoont, en waar van zy haar zekerste
,,pylen schiet, om dat zy haar de aangenaamste weet te
,,verschaffen. Het is door deze Harts-togt dat zy haare
,,heerlykste onderneemingen ten einde brengt, en het geen
,,sy verovert heeft behoud: in der daad daar is niets 't geen
,,een Minnaar sterker aan de Liefde bind, als de hoop. Zy is
,,zoo zorgvuldig om haar' boeyen niet te breken dat zy zig on-
,,ophoudelyk met duizend zoetigheden vleit, en zy is zoo loos
,,om de Liefde dienst te doen, dat zy een ongelukkig Min-
,,naar zelfs met de allergrofste leugenen weet te vleyen,
,,zelfs zoo ver, dat hy zig hier door, tegens alle waarschyne-
,,lykheid aan, laatende misleiden, een waare troost in zyn
,,grootste rampen daar uit kan trekken. Dit doet hem ver-
,,rukt van blydschap, daar zy hem dikwils genoeg in brengt,
,,zeggen.

Helas! qu'un rayon d'esperance
Est une sensible douceur,
Pour un amant de qui le coeur
Se consomme dans la souffrance;
O que le moindre espoir a sur nous de puissance,
Son plus grossier mensonge est pour nous si charmant,

Que mesme en nous trompant contre toute apparence,
Il nous donne toujours un vray soulagement.

Helaas! hoe veele zoetigheden
Brengt eene straal van hoop niet aan,
Voor een wiens hart word fel bestreden
Van Liefde, en kwynend' moet vergaan.
Hoe kan de minste hoop een Minnaar niet vermaaken!
Haar grofste leuge is ons zoo aangenaam, zoo zoet,
Dat tegens alle schyn zy ons misleidend', doet
Altyd een waare troost in onze ellenden smaaken.

,,En het is zulk een vaste waarheid, dat de hoop de troost
,,van ellendige Minnaaren is, en dat zy door haare gestadi-
,,ge tover-zangen die Liefde na haar begeerte onderhoud,
,,dat het menigmaal gebeurt, dat zy alleen een wederspan-
,,nig hart weet te boven te komen, en onder de Liefde te
,,brengen: dit doet haar gestadig zeggen tegens een Min-
,,naar die van zyn beminde verstooten word.

Amour ne veut pas qu'on se lasse
D'entreprendre, ny d'esperer;
Ce n'est qu'a force d'endurer,
Que l'on en obtient quelque grace.
Quelque fois un fidelle amant
Void longtems a les maux sa maitresse insensible,
Mais il peut a la fin trouver un bon moment:
En amour rien n'est impossible.

De Liefde wil niet dat men 't immer op zal geeven.
De hoop moet altyd in ons leeven:
Haar' gunst word ons nooit toegezeit
Als door de tyd en lydzaamheid.
Hoe dikwils komt het te geschieden,
Dat een vergeefsch zyn hart vol trouw komt aan te bieden,
Maar in het einde nog verkrygt zyn harts Vriendin:
Niets is onmoog'lyk in de Min.


,,Dus is het dat de hoop altyd de Liefde helpt, en dat zy zelf
,,in Liefde verandert; zoo veel nut weet zy haar in haare
,,onderneemingen aan te brengen. Door deeze voorgaande
woorden heeft le Boulanger genoeg aangehaalt het geene van de
hoop in de Liefde kan gezegt worden; met het begin van zy-
ne rede komt over een de beschryving, die ons la Chambre in
zyn voornoemde tractaat, van de hoop geeft; ,,De hoop,
,,zegt hy, is een beweeging van de begeerte, waar door zig
,,de Ziel, in verwagting van het goed dat zy betragt, sterk
,,en hart maakt, om de moeyelykheden, die haar daar in
,,kunnen voorkomen te wederstaan: Francisco Barbarino in
zyn Documenti d'Amore, Parte Sesta, de hoop beschryvende
zegt.

Ecco speranza che tempera pena,
Conforte, e redde lena;
Cosi da morte quasi a vita mena.

Vedete somma d'Amor provedenza;
Che vide ben, che senza
Donna cotal cadeva ogni potenza.

,,Zie hier, zegt hy, de hoop, die onze smarten vermindert
,,en verzagt, die ons versterkt, en dus van de dood als tot
,,het leeven leid. Zie hier hoe voorzigtig de Liefde is ge-
,,weest, die wel zag dat zonder de hoop niets kon bestaan:
op deeze voet zei le Pays dat de hoop hem in 't leeven hield
wanneer hy om het afzyn van zyn Silvia stierf: zie hier zyn
Sonnet.

Chere Sylvie, icy je ne puis faire un pas,
Qu'a tes charmes divins mon pauvre esprit ne pense,
Et si d'un autre objet je parle en apparence,
Toujours au fond du coeur je pense a tes appas.
Sylvie helas! mon coeur, ne me croiras tu pas,
Lors que je te diray que quatre jours d'absence
M'ont causé tant de maux & tant d'impatience,
Que cent fois mon chagrin m'a donne le trepas?

Il me semble en ce lieu te voir prest a me dire,
Tyrcis, un homme mort, dis moy, peut il ecrire?
Mais escoute, voicy comme quoy je l'entends:
Si le chagrin que j'ay de ne point voir Sylvie,
M'a mis cent fois a mort; cent fois a mesme temps
l'Espoir de la revoir m'a redonne la vie.

Ik heb het dus overgezet.
Myn Sylvia, ik heb met uw bekoorlykheden,
Waar ik my wenden mag, myn zinnen steets bezet,
En schoon ik al eens op een ander voorwerp let
'k Draag egter in myn hart uw schoonheid altyd mede
Helaas! Myn Sylvia, myn lief, zult gy myn' rede
Gelooven als ik zeg, dat zints een wreede wet
Ons nu vier dagen heeft gescheiden, ik hier met
De wreedste pyn, de dood heb honderdmaal gelede:
Maar 'k beel my in dat gy my hier dit antwoord geeft:
Hoe Tyrsis kan een mensch nog schryven die niet leeft?
Maar Sylvia, ik zal u zelf den uitleg geeven.
Gelyk ik honderd maal om dat gy van my zyt
Van droefheid stierf, zoo heeft my op dezelve tyd
De hoop van u te zien weêr honderdmaal doen leeven.

Wat het laatste van le Boulangers rede belangt, hoe de hoop
ons weet te vleyen; hier mede komt over een de beschryving
van de hoop, die men vind in le Tableau des passions humaines, dat
zy is een droom, die zig vertoont aan die geenen die waa-
ken: en deeze droom is zoo zoet in de Liefde dat men waar-
lyk zou kunnen twyffelen welk zoeter was de hoop of het
bezit; de la Chambre moet mee niet vremt van dit gevoelen
geweest zyn wanneer hy zegt in zyn characteres des passions.
,,Die geene die alles wat hy had weg gaf en niets voor zig
,,zelve overhield als de hoop, deed zoo kwaad een verdeeling
,,voor zig zelve niet als men zig wel zou kunnen inbeelden:
,,hy nam voor zig zelve 't geen het zoetste in dit leeven is,
,,hy verkooz een goed 't geen het langste kan duuren: in
,,een woord men mag zeggen dat hy voor zig zelve alles

,,had, 't geen hy niet had, en dat hy zig in der daad als
,,een Koning had bedeelt. Waarlyk, vervolgt hy, gelyk
,,wy geen ander gevoelen kunnen hebben van goed dan van
,,het geen wy bezitten en het geen wy verhoopen, is het
,,zeker dat het bezit hier op de waereld geen volmaakt ge-
,,noegen geeft, vermits zy de Ziel als dronke maakt en de
,,kennis beneemt van het goed waar van zy Meester is, dat
,,zy de natuur van het zelve bederft, en het terstond doet
,,walgen: maar de hoop, die het verstand opwekt en doorzig-
,,tiger maakt, vertoont ons het goed zoodanig als het is, doet
,,het in zyn volle schoonheid zien, en weet'er ons een veel
,,kieszer smaak als het bezit van te geeven: want zy is zoo
,,listig dat zy het weet te scheiden, van al de rampen die 'er
,,mee vermengt zyn, dat zy het weet te zuiveren van al de
,,gebreeken die het verzellen: en gelyk men kan zeggen dat
,,zy ons dan de Bloem van het schoone in de Ziel stort, kan
,,men ook zeggen dat de vreugd die wy daar door gevoelen
,,de Bloem van 't vermaak is en het zuiverste zoet van de
,,wellust. Men mag hier nog zyne eige woorden wel by
,,voegen, en vraagen: of het dan te verwonderen is, dat
,,wy haar zoo zoet en aangenaam vinden, en dat wy haar in
,,alle onze voorneemens en al ons doen mengen. Geenzints,
,,en met rede zegt Cloris in de Past: in fid: att: I. Sc: 3.

Come Sempre giova
Per incognito mare
La fida tramontana a'naviganti,
Ne l'aride campagne
La pioggia estiva a le sperate messi,
E ne i languidi prati, a l'herba, a i fiori
Il tepido ruscello;
Cosi, se ben tal hor e falsa e vana,
Giova la speme a gl'infelici amanti.

Gelyk een ster waar op men 't Zeil moet gaan.
Voor een die zweeft op onbekende baaren,
Gelyk op 't drooge land de Zomer-regen aan
Den oest is die men wil vergaaren,

Gelyk voor 't kwynend' veld en Bloempjes die daar staan,
En 't kruit, een laawe beek voor hun' verslapte blaaren;
Zoo is de hoop, 't zy vals gegrond of wis,
Voor een verliefde Ziel die ongelukkig is.

Geen wonder dan dat Phillis aan Demophoon by Ovidius schryft.
Spes quoque lenta fuit. Tærde, quæ eredita lædunt,
Credimus; invita nunc & amante nocent.
Sæpe fui mendax pro te mihi; sæ peputavi
Alba procellosos vela referre notos

Myn hoop was langzaam, 'k loof ook traag ('t geen te geloven
Vaak schaad'lyk is) uw list, die nu gantsch schaad'lyk min.
Dik als het witte schuim der baren golft na boven
Zoo dagt ik, 't was uw Zeyl, Demophoon komt in.

En een weinig verder.
Expectem, qui me nunquam visurus abisti?
Expectem pelago vela negata meo?
Et tamen expecto.

Hoe wagten die vertrokt om nooyt te rug te treden?
De Schepen die myn Zee nooit overvoeren kon?
Ik wagt nogtans.

By Quinâult, zegt Antiochus: Stratonic: act:2.Sc:7.
J'ay peine a m'alarmer, & sans scavoir pourquoy,
Je ne scay quel espoir me flate malgre moy,
Tant il est naturel dans un malheur extreme,
De se flater toujours, mais sur tout quand on aime.

'k Heb moeite en zorg om my te ontrusten, 'k weet geen rede
Waarom de hoop my vleit met haar' bekoorlykheden
Dog 't uiterste ongeluk is van dien aard, 't verblind,
Het vleit ons, maar wel 't meest wanneer men teer bemint


En in de Penelope van de la Fontaine zegt Iphise, wanneer Argi-
ne haar haare dwaaling tragte voor oogen te stellen: act: 2.
Sc:1.

Ah! si c'est une erreur, laisse moy m'en flater,
Telemaque est toujours present a ma memoire,
Je pense qu'il m'aimoit, je me plais a le croire,
En tous lieux je le suis, je l'entens, je le voy,
Et peut etre de mesme Argine il songe a moy.
Il viendra me jurer une ardeur immortelle.......

Ach zoo ik dwaal laat ik my met die dwaaling vleyen,
Ik kan myn zinnen van Telemachus niet scheyen,
'k Denk dat hy my beminde, en 't kanme in dit geval
Vermaaken: 'k volg, ik zie, ik hoor hem over al,
En hy denkt mogelyk Argine om my nu mede:
Hy zal my komen met de grootste tederheden
Zyn trouw op draagen.......

By Corneille Othon act:2.Sc: 1. verhaalt Flavia aan Plautina hoe
Otho Camille met een rede die beter een Hoveling als Minnaar
voegde onderhield en daar zy weinig voor haar liefde uit te
wagten had, en voegt'er by:

Camille sembloit mesme, assez de cet avis,
Elle auroit mieux gouste des discours moins suivis,
Il'ay veu dans ses jeux: mais cette defiance
Avoit avec son coeur, trop peu d'intelligence;
De ces justes soupçons ses souhaits indignes
Se sont tous aussi tost detruis, ou dedaingnes;
Elle a voulu tout croire, & quelque retenuë
Qu'ait sceu garder l'amour dont elle est prevenuë,
On a veu pour ce peu quil laissoit echaper,
Quelle prenoit plaiser a se laisser tromper;
Et que si quelque fois l'horreur de la contrainte
Forçoit le triste, Othon a soupirer sans feinte,
Soûdain l'avidite de regner sur son coeur
Imputoit a l'amour ces Soupirs de douleur.

Camille zelver was van dat gevoelen meê
'k Zag aan haar weezen dat haar dit mistrouwen deê,

Zy had met meer vermaak, en liefst gehoort een reden,
Wat minder opgepronkt; maar die wantrouwigheden,
Die kwaamen met haar hert in 't minst niet over een,
Haar wensch deê die wel haast versmaaden of vertreên;
Ja zy geloofd het al; schoon haar regtvaardig schroomen
Weêrhield de min, waar mêe zy zo was ingenoomen.
Men zag door 't weinige, het geen dat zy zich liet
Ontslippen, dat zy neemt vermaak, nu zy haar ziet
Bedriegen; en of hy zomtyds in zyn gepeinzen,
Door schrik van deze dwang, moest zugten, zonder veinzen,
De lust tot heerschen heeft dan aanstonds op haar hert,
Beschuldigd haare min, als oorzaak van die smert.

Om dat de vertaaler, myns oordeels, de zin van de vier laat-
ste regels niet wel verstaan heeft, en in dezelve de meeste
fraaiheid tot deeze stoffe steekt, moet ik den leezer zeggen dat
zy, na myne overzetting, beteekenen: en wanneer de bedroef-
de Otho, door de schrik die hy had van zig zoo te moeten intoomen,
zomtyds gedwonge was een ongeveinsde zugt te laaten slippen, Schreef
zy (Camille) door de begeerte die zy had om over zyn hart te heer-
schen die zugten van droefheid aan de Liefde toe: In het derde be-
dryf, eerste tooneel, van 't zelve stuk zegt Camillezelf.

Helas que cet amour croit tost ce qu'il souhaite!
En vain la raison parle, en vain elle inquiette,
En vain la defiance ose ce qu'elle peut,
Il veut croire, & ne croit que parce qu'il le veut.
Pour Plautine ou pour moy je voy du stratageme,
Et m'obstine avec joye a m'aveugler moy mesme.

Wat neemt de min licht aan het geen zy wenscht! de reden
Dwingt my vergeefs en baartme al die onrustigheden.
Helaas! 't wantrouwen my vergeefs haar heil aanbied,
Zy wil, maar om dat zy het wenst, gelooft zy 't niet.
Ik zie Plautine of ik zal my bedroogen vinden.
Ik help nog met vermaak, om zelf my te verblinden.

In het eerst aangehaalde tooneel, betuigt Plautine genoeg dat
de hoop haar het zoetste was met deeze woorden.


Comme des deux costez le coup me sera rude,
J'aimerois a jouyr de cette inquietude,
Et tiendrois a bonheur le reste de mes jours,
De n'en sortir jamais, & de douter toujours.

Gelyk van wederzy, die slag my hart zal zyn,
Zo wenste ik steets te zyn en blyven in die pyn;
'k Hield my gelukkig nog, in alle myne elenden
Zo 'k altyd twyff'len mogte, en zo myn daagen enden.

Dezelve Corneille doet Justine tegens haar Vader zeggen in zy-
ne Pulcherie, act: 2. Sc: 1.

Qu'on reve avec plaisir quand nostre ame blessée
Au tour de ce qu'elle aime est toute ramassée!
Vous le Scavez, Seigneur, & comme a tous propos
Un doux je ne scay quoy trouble nostre repos,
Un sommeil inquiet sur de confus nüages
Eleve incessement de flateuses images,
Et sur leur vain rapport fait naistre des souhaits,
Que le reveil admire, & ne dedit jamais.

Hoe zoet vleit zig het hart, als 't met gespanne zinnen,
Gestaag gehegt is aan het voorwerp onzer minnen
Myn Heer, gy weet het, en hoe ons op alle tyd
Een zeker 'k weet niet wat ontroert maakt en verblyd,
Een ongeruste droom toont ons aan alle zyen
Niet als vermaak, gegrond op losze dweeperyen,
En doet in onze ziel op zulk een yd'le waan
Begeertens groeyen daar het hart niet af kan gaan.

En in zyne Cid. act: 2. Sc: 5. zegt d'Infantedat zy in weêrwil
van haar zelve hoopt, mais malgre moy j'espere. Dog gelyk de
hoop oneindig is, zou het ook een oneindig werk zyn aan te
haalen op hoe veelerhande manieren de hoop een Minnaar weet
te vleyen; 'k weet zelf niet of ymand die waarlyk verlieft is
geweest, en het ondervonden heeft wel bekwaam zou zyn
om het uit te drukken. Dit bovenstaande kan hier van een ge-
noegzaame schetz verstrekken, en dat ik niet buiten rede in
een van myne Harders-Zangen gezegt heb.


Hoop, Reinhart, hoop; de hoop staat tog een minnaarschoon,
Zy is het geene in ons de min het eerst doet leeven.

't Is waar, zommige zouden dit wel schynen te wederspreeken,
en staande te houden dat de Liefde zonder hoop bestaan kan,
wanneer zy zeggen dat men hoopeloos kan beminnen, gelyk
la Calprenede in zyn Faramond, Part: 1. Liv: 3. alwaar hy op
het schild van Constance zet.

Apres la mort de l'esperance
Aymer tousjours fidellement;
Helas! c'est a toy seulement!
Miserable Constance.

Kat. de Mellinga heeft het dus vertaalt:
Na doode hoop nog wonderlyk
Tot vaste min te neygen;
Helas! dat is byzonderlyk
Alleen Constance eigen.

Maar la Calprenede heeft, gelyk hy zelf in 't vervolg schynt te
kennen te geeven, dit meer gedaan, om de dubbelzinnigheid
van de naam Constance en het franze woord, 't geen Standva-
stigheid beduit, als wel om dit staande te houden; ja hy schynt
meer van myn gevoelen te weezen vermits hy dit de stand-
vastigheid alleen toeschryft: wat anderen nu belangt, die het
zouden willen tegen spreeken, kunnen genoegzaam en door
de ondervinding en door de rede overtuigt worden: want
om te komen tot de beschryving van de Liefde die ik hier
voor uit la Chambre heb gegeeven, dat zy is een beweeging van
de begeerte tot het goede en schoone, is het ligt te begrypen dat de
begeerte tot het goede en schoone niet kan bewogen worden,
ten zy men by zig zelve vast stelt dat men die zou kunnen be-
komen, en dat, na dat die hoop groot of klein is die bewee-
ging ook zwakker of heviger word: dus heeft D: Heinsius de
hoop in de Liefde niet kwaalyk by den steen van Sysyphus ge-
leken.

Spes quoque paulatim vires assumpsit eundo,
Spes stimulos addit, spes sibi vela facit.

Spes acuit Blandos & callida pascit amantes,
Credulitas quamvis vatibus ista nocet.
Sysyphe sic volvis rediturum e culmine saxum,
Invidiam pœnæ spes tua semper habet.

Namentlyk om dat zy zig dan verheft en dan weer daald en
dus de Ziel gestadig afmat: maar niet tegenstaande alle dee-
ze redeneringen wil ik egter wel vrymoedig bekennen, dat,
gelyk de Liefde, als ik hier voorgezegt heb, onbegrypelyk
is, zy ook in dit geval zomtyds wel zaaken uitwerkt, die ons
begrip overtreffen en daar de rede voor stil moet staan: hoe-
wel aan de andere zyde ook waar is, dat, gelyk hier in 't be-
gin uit le Boulanger is gezegt, de hoop zoo loos is om ons te
kittelen, dat wy zelf hoopen zonder dat wy het weeten, ja,
dat, gelyk ik hier voor op het tweede Zinnebeeld heb aan-
gehaald, uit de wanhoop zelf onze hoop spruit: dus doet Cor-
neille Berenice zeggen, act: 3. Sc: 3. ,,dat zy geen hoop meer
,,tot Titus had, en evenwel geen afstand van hem deed.

Je ne l'espere plus & n'y renonce pas.
Ook is het zeker dat de meeste van myn gevoelen zyn geweest:
dezelve Corneillezegt in zyneCid. act: 1.Sc: 3.

Si l'Amour vit d'espoir, il meurt avecque luy.
Want Liefde leefd by hoop, en buiten hoop vergaat.
In de Ariane van T. Corneille Act: 1. Sc: 1. zegt Enarus:
On resiste aisement quand on espere pas.
Maar men vermint die ligt wanneer men niets meer hoopt.
In de Stratonice van Quinault act: 1. Sc: 4. zegt Seleucus wat
wytloopiger, dog zeer zoet.

Pourquoy me flattes tu tousjours?
Je me flatte moy mesme assez sans ton secours,
Comment puis je l'aimer sans qu'au fonds de mon ame
Quelque flatteuse erreur ne nourrisse ma flame?
Je ne dois point douter de ses mepris ingrats,
Mais je serois guery si je n'en doutois pas;
Je la perdrois sans doute avec bien moins de peine,

Si j'estois en effet convaincu de sa haine,
Et desja mon amour seroit hors de mon coeur
S'il n'estoit retenu par quelque espoir trompeur.

Helaas! waarom myn' Ziel gevleid?
Ik vley my zelf genoeg met haar afkeerigheid
Hoe kan ik, zonder dat in 't binnenst myner zinnen
Een vreemde dooling voed myn Liefde, haar beminnen?
'k Heb niet te twyffelen aan haar' veragting, maar
Zo ik niet twyffelde, 'k verwon haast myn gevaar;
Zo ik bewust was dat zy my zou blyven haaten,
'k Zou dan de ondankbare met minder smart verlaaten,
De Liefde was reeds in myn hart gesmoort, verkout,
Die nu een yd'le hoop nog in myn Ziel weêrhoud.

Derhalven besluit F. van Hessel heel wel in zyn Otia Hagana
Eleg. 3. dat een Minnaar zonder hoop niet zou kunnen be-
staan.

Si spes nulla foret misero, si nulla futuri
Gaudia mulcerent corda, periret amans.

Uit alle dit voorgaande zal men ligtelyk begrypen dat hier
enkel word gesprooken van een liefde die haar oogwit nog
niet bekomen heeft; want wanneer men het beminde heeft
verkreegen beweegt zig de begeerte enkel van vreugde over
het bezit en om sig naawer met het beminde gestadig te ver-
eenigen: en wanneer men ('t geen jegenwoordig al wat zeld-
zaam is) nog na de dood bemind, word de Ziel enkel be-
wogen met droefheid door het herdenken van haar verlies,
en myns oordeels is de Liefde in dit geval meer een treurig-
heid over het verloore goede en schoone, als een begeerte tot
het zelve, zoo dat in deeze twee liefdens de hoop geen plaats
kan hebben.


Back to top ↑

Sources and parallels