Jan van Hoogstraten, Zegepraal der goddelyke liefde (1709)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

In Liefde is 't Betrouwen [3]


ho1709003pict

Back to top ↑
III.
In Liefde is 't Betrouwen.


Qui sanat omnes infirmitates tuas.

Celle qui m'ayme et me possede
Treuue a ses maux tout le remede.

De Liefde Beschermt.

Gy hebt my verlóst van het brullend ongediert
bereyd om my te verslinden.


III. GEZANG.
Vois: Neen Amaril je hoeft me niet te ontwyken.
ZOu ik vervaart voor myn vervolgers beven, bis.
Daar uit het eewig ligt, bis.
Gods albespiegelend gezigt bis.
Om laag ziet, op al wat hier word bedreven. bis.
O neen! hoe bits de boosheit aangespannen
Met nyt, en hoon, my dreygt en te verslinden tragt;
'K vertoon my in 't gezigt van hare magt,
Gerust op hem, die 't zwaard keert der Tierannen.

Treed boos geslagt in uw onstuimig woeden bis.
Vry in verbond te zaam: bis.
Geen van u allen is bequaam bis.
Tot myn bederf, als my de Heer wil hoeden. bis.

Verlosser! Heyland! scherm en schild der vromen,
My word geen hair gekrenkt, al dreygt men my te doon.
Uw kruys wijst my den weg naar uw geboon,
En uwe hand kan alle moedwil toomen.

Op deze wyz trokt g'aan uw woord gedagtig bis.
Gen.. Held Josef, in den kuyl bis.
Van Dothan, uit den wreeden muyl bis.
Des doods: als hem de wreetheit viel te magtig. bis.
Gelyk gy hem ten praal hebt opgeheven,
Daar hy geboeit, en vals beschuldigt in het slot
Des kerkers riep, om hulp aan zynē God Gen..
Die noyt, in noot, dē zynē heeft begeven.

Zo hebt ge, ô Heer! uw drietal ongeschondē
Voor vuur, en vlam bewaard,
En tot hun haters leed, gespaart, Daniel..
Die door dē gloed des ovens zyn verslondē.
Zoo kan de haat haar eygē straf bereydē.
Uw Daniel ten proy der Leewen wreed gedoemt,

Heeft dus ô Heer uw mogētheyt geroemt. Daniel 6.
Wat schroom ik dan, als my uw hand wil leyden?

Niets. hoe men my belaagt: want al 't vermogen
Der mensen altemaal,
Ps. 41. Naar eys gewogen in uw schaal,
Valt ligter dan bedrog en ydle logen.
Op U ô Heer! is des al myn betrouwen.
Gy zyt myn toevlugt, troost, en bystant in den noot.
Uw kruis myn schild, hoed my voor hel, en dood.
Wat leed my dreygt, ik word door u behouwen.
Hoe 't brullend ongediert ook hongert na myn vlees.
De liefde houd myn hert bevryt voor alle vrees.

TOEPASSING.
DE liefde Gods die ons bewaakt
En trouw beschynt met duyzend oogen,
Zend, waar de boosheit ons genaakt
Haar hulpe ons ylinks uit den hoogen.
Op dezen schild stuyt al 't gevaar.
Hier op, ô liefde is ons betrouwen.
Al brult de helhond nog zoo naar,
Wy worden door uw hulp behouwen.
O Liefde is uw gena zoo groot?
Begeef ons nimmer in den noot.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: