Pieter Huygen, Beginselen van Gods Koninkrijk (1689)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

All' wat van goed tot quaad vervalt, Geeft d' allergrootste wangestalt [3]


hu1689003pict

Back to top ↑
All' wat van goed tot quaad vervalt,
Geeft d' allergrootste wangestalt.


Psal. 73.21, 22.
Als mijn herte opgezwollen was, en ik in mijne nieren geprik-
kelt wierd, toen was ik onvernuftig, ende en wiste niets: Ik was
een groot Beest by U.

Psal. 49.21.
De mensche die in waarde is, en geen verstand en heeft, word
gelijk als de beesten die vergaan.

Joh. 6.70.
Jesus zeide: En hebbe ik niet u twaalve uitverkoren? ende
een uit u is een Duivel.

Hoe de mensch door zonden het menschelijk en Goddelijk
Beeld verliest.

Stem: De geest en kan in 't kruis, &c.
O Mensch, ô eêl geschep, zo herelijk geschapen,
Een Engel na den geest, zo rijk van God begaaft,
Hoe kond gy u aan 't vleesch zo jammerlijk vergapen,
Dat gy uw hert en ziel daar aan geheel verslaaft.

In u behoort het beeld eens waren mensch te wezen,
Van liefde, vriendlijkheid, oprechtigheid en deugd,
Van hoop, geloof op God, en kinderlijke vreze,
Van ootmoed, lijdzaamheid, verzelt met heilge vreugd.

Maar nu woont in u 't Beeld der Duivelen en dieren,
De wrede is een Leeu, de gulzige een Zwijn,
De loze lijkt een Vos, de gierigaard de Gieren,
En vele tonen dat ze Duivels kind'ren zijn;

Met God, en goed, en deugd, te last'ren en te vloeken,
Met niet als quaad te doen, en daar in hare lust,
Als of 't haar leven was, geduriglijk te zoeken,
Tot dat het eenmaal word in 't helsche vuur geblust.

Rampzalig kind! zo wijd, zo ver van 't pad getreden!
Zo jammerlijk ontaard van alle meschlijkheid!
Waar is uw eerste Beeld? en wie toond ons op heden
Eens tusschen Duivel, dier of mensch recht onderscheit?

Waar heen, waar heen, ô Mensch, de dieren moeten sterven,
De Duivelen haar deel is niet als ramp en pijn;
Verlaat haar beider aard, op dat uws Vaders Erve,
Wanneer gy Godlijk word, uw ewig deel mag zijn.

Diog'nes, met uw licht zelf by de lichte zonne,
Die midden onder 't volk zocht na een menschlijk Beeld,
Zoek nu noch menschen: Maar, ô Jesus, levens bronne,

Kom, schep en vind in ons het Beeld van U geteeld:

Dat over eed'le Waas, dat Goddelijk gezinde,
Dat allerlieflijxt deel, zo Heilig en zo Zoet,
Dat rein en zuiver hart, ei kom, ô ziels Beminde!
Kom, zoek en vind in ons zo louteren gemoed.

Van de Wedergeboorte.
MEn kan niet ontkennen, dat den mensch geschapen is
om hier op aarde een Pronk-beeld van Gods goed-
heid, macht en wijsheid te zijn, zo door het navolgen van
Gods liefde, barmhertigheid, weldadigheid en lankmoe-
digheid met het allerinnerlijxte van zijn gemoed, als door
't wel en heilig gebruiken van alle de vermogens en krach-
ten van geest, ziel en lichaam tot zulk een einde, en alzo
door de uitmuntende kennis waar mede de goedheid des
Scheppers hem zo rijkelijk verzien heeft, als van verre
enigzins na te volgen het diep beleid en d' ondoorgronde-
lijke voorzichtigheid Gods.

Dus zou de mensch een navolger Gods zijn als een ge-
liefd kind, en wandelen in de liefde, gelijk Christus hem
lief gehad heeft; maar, helaas! byna alles wat in en aan
hem is, is veräard en ten quade verandert; zijn goedheid
in boosaardigheid, zijn macht in strengigheid, en om zijn
naasten te beschadigen, zijn wijsheid en kennis in door-
traptheid en schalkheid, om te bedriegen en te misleiden,
en een uitvinder te zijn van quade dingen: En aldus blijkt
het waarheid te wezen 't geen de Prediker zegt
cap. 7.29
Dat God den Mensche recht gemaakt heeft, maar zy hebben vele
vonden gezocht
.

Hierom is ons niet nodiger, zullen wy gelukkig wor-
den, als dat wy alle wederkeren van onze boze vonden en

aangenome quaadaardigheid, en weder trachten te wor-
den lieve Kinderen Gods, door ons te laten wederbaren
van Gods Woord en Geest, op dat wy alzo Erfgenamen
worden van alle onze Vaders goederen.

O laat ons hertelijk en ernstig verlaten en verzaken alle
boosaardigheid, hovaardigheid en leugenachtige eigen-
schappen, innerlijk en uiterlijk, waar door wy de boze
Duivelen gelijk zijn geworden, alle wreedheid en har-
digheid des herten, die ons een Leeu en Beer schenen te
maken, alle overdadigheid in spijs en drank, en alle on-
tuchtigheid, die ons het Beeld van een Zwijn deden dra-
gen, alle bedriegelijkheid, geveinstheid en loosheid, op
dat wy niet meer Vossen en schijnen, alle inhalendheid
en lust tot overtollige bezittinge der aardsche dingen, om
niet de geest der Gieren te vertonen, en alle nijdigheid en
afgunstigheid, om die van de Honden niet na te volgen;
maar door het tegendeel, de goedernierenheid, de liefde
en goedaardigheid het Beeld der heilige Engelen uit te
drukken, en door zachtmoedigheid, matigheid, kuis-
heid, oprechtigheid, eenvoudigheid, vergenoegzaam-
heid, weldadigheid en goedgunstigheid dat aanminnige,
dat liefelijke, dat uitverkoren Afdruksel en Beeld Gods,
Jesus Christus, te vertonen.

Heilige en gezegende Heer! die ons, als wy zo diep
vervallen waren, van God zijt geworden, Wijsheid,
Rechtvaerdigheid, Heiligmaking, en Verlossing, wy roepen
U aan, laat ons genade vinden in uwe ogen, op dat onze
zielen leven en niet en sterven; maak ons wijs, om U,
uwen Vader, uwe heilige Wil, uw Woord, uw Geest en
ons zelven wel te leren kennen; maak ons vry van alle
zonden, door vergeving, quijtschelding en verzoening by
uwen Vader, door en in uwe bloedige offerhande: geef
dat wy waarlijk heilig worden, doende en volbrengende
door de kracht uwes Heiligen Geestes uwe heilige Wil,
die uwe goedheid verzorgt heeft dat uwe getrouwe Ge-

zanten ons in de Boeken des Niewen Verbonds hebben
nagelaten.

En inzonderheid, ô Allergoedertierenste, zo heilig dog
eens den innerlijxten grond van onzen geest; Heer, daar
bidden wy U om, op dat wy alzo, volkomen verlost en
vry gemaakt van de hand aller onzer Vyanden, U alleen
dienen zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid, alle
de dagen onzes levens, en door die innerlijke verlossing
der zonden, verzekerd worden dat 'er de verlossing van
de ewige dood en 't verderf gewisselijk op zal volgen, en
Gy ons stellen in die staat daar men bevindelijk uit zal
roepen: de Dood is verslonden tot overwinninge, Dood waar is
uwe prikkel? Helle waar is uwe overwinninge? Nu is onze Grote
Verlosser uit Sion gekomen! nu zijn de Godloosheden van Jacob
afgewend! nu heeft God zijn Volk bezocht met den opgang uit de
Hoogte! Dit is de Dag des Heeren, laat ons blijde zijn met vol-
kome blijdschappen, want de ewigheid is daar, en de zaligheid
onzes Gods is verschenen! nu zullen wy in zijn licht wandelen,
tot in alle ewigheid!
O zalige hervorming! welx uitkomst zo overzalig is!
wie omhelst u niet? wie zoekt u niet, van de eerste ure
aan dat hy eenige kennis van u heeft? O laat ons weder-
keren van onze verbasterde aart, eer het te laat is, om al-
zo van nieus en van boven wedergeboren te worden; laat
ons haasten, want onze tijd zal gewisselijk heel kort
zijn.

Heere, help tot deze Wedergeboorte door d' ingewan-
den uwer ontferming, op dat wy Spruiten en Planten wor-
den uwer gerechtigheid, lieflijk groejende en bloejende in
't ontslote Paradijs, 't welk ons uw lieve Zoon zo gena-
delijk geopend heeft en ingeweid door het Voorhangsel,
dat is, zijn Vleesch, en ons aldus door die grote herstel-
ling uit den Dood in 't Leven overgezet, om ons ewig te
doen leven het ware Leven dat uit U is.

't Geen we van U, ô Vader, bidden, is immers tot

uwe Eere, op dat Gy in ons verheerlijkt zoud worden;
en daarom vertrouwen wy op U en op uwe oneindige
liefde, dat het U behagen zal onze Bede te zijner tijd
genadelijk te vervullen, om uwes zelfs wille en om uwes
Heiligen Naams wille, Die geprezen zy in ewigheid.
Amen.

Jesus antwoorde ende zeide: Voorwaar, voor-
waar zegge Ik u, 't en zy dat iemand wederom
geboren worde, hy en kan het Koninkrijke Gods
niet zien.

Voorwaar, voorwaar, Zo iemand niet gebo-
ren en word uit Water ende Geest, hy en kan
in het Koninkrijke Gods niet ingaan. Joh. 3.3, 5.


Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page:

No references to this emblem or page found.