Jan Luyken, Jesus en de ziel (1685)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Kort Bericht Aan den Leser


Back to top ↑
Kort bericht
Aan den
Leser.

Niemant, die in het Hof dezer Sinne-
beelden komt, dencke, dat al dese
Bloempjes uyt onze eygen Grondt ge-
wassen zijn: de meeste, die het hoogste
van veruw en het schoonste van reuck
zijn, hebben wy gelezen uyt de Hoven der Hoog-
waardige vrinden Godts; die gekomen zijn tot het
schouwende en vereenigde leven, en hier geplant,
tot een verlustiging des Geestes.
Daar zijn 'er vele, uyt een hoog-edelen Grondt ge-
sproten, die zeer soeten Honig in haar hebben, voor
het hongerigh Gemoedt, dat als een Honig-bijtjen sich
niet alleen in de cierlijkheyt der bloemen vermaakt,
maar zijn nodig voedsel daar uyt haalt.
Daar sijnder om de Ziele uyt den slaap der Sonden
op te wecken; andere om de Ziele te verquicken in
hare verslagenheyt, angst en aanvechtinge; andere om
haar op den Oorspronk aller schoonheden te doen verlie-
ven. Sommege ruyken van dierbare waarheyt; Som-
mege van Liefde; sommege locken de Ziel tot de ver-
eenigingh met Godt: Ook sijnder die met haar edele
Reuck en veruw ons vertoonen een weynigjen van 't
vreugde rijke Paradijs; een ewige lust-gaarde der
Engelen en salige Zielen.

In dezen Rozen-Hof siet gy meest doorgaans Jesus
en de Ziel; in prent uytgebeelt, maar den be-
schouwer, moet sich onder 't leesen (wanneerder van
de Ewige Godtheyt gesproken wordt) nooyt verbeelden
dat wy met dese prentverbeelding iets anders meenen
als alleen der corporlyke beeldelijke Menscheyt Christi,
in zijne aangenomen Knechtelijke gestalte, soo als hy
hier op Aarden, by ons Menschen, heeft gewandelt,
sichtelijk en tastelijk, voor de uyterlijke Oogen en
Handen. Want naa zyn Ewige Godtheyt en magh
noch kan hy niet uytgebeelt worden.
En gelijck ick boven geseght heb, indien ghy hier
wat hooghs vindt, gelijck 'er in der waarheyt aan som-
mige plaatsen wat hoogs is, soo en meent niet dat ick
het selver ervaren heb. O neen! Maar ick neem het
met vreugde voor dierbare waarheyt aan, en begere
dat het in my, en in alle Menschen wezentlijck mach
volbracht worden: En dat wy selve, na den inwen-
digen grondt, mogen worden tot een cierlijken Hof,
beset met veel'erhande welruykende Kruyden en Bloe-
men; gesuyvert van alle stekende Distels, en Doornen,
op dat hy die onder de Lelyen weydet, (Jesus ge-
benedijd in der eeuwigheyt,) lust heeft, om by ons,
en in ons te woonen.


J. LUYKEN.

Back to top ↑

References, across this site, to this page:

No references to this emblem or page found.