Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Incipiendum [47]


su1724047pict

Back to top ↑
II.
Men moet beginnen.

WAt baet verlangen, dralen, dreigen,
Men moet zyn hart en zinnen neigen,
Ja overgeven, en met kracht
(Uit enkle liefde toegebracht)
Beginnen; schoon men legg', van allen
Verlaten, op den gront gevallen.
Godts Liefde zelf biedt hare hant
En wyst naer hooger vaderlant.
Daer is, misschien, een storm te wachten;
Want wint en wolk dreigt droeve nachten.
Nochtans, een ziel, die 't hoogste goet
Heeft in 't gezicht, voelt haer gemoet
Ontbranden door een vuur van binnen,
Dat allen tegenstant verwinnen
En haer gelukkigh maken zal.
Zoo zal de Schepper van 't heel-al,
De Vader der bermhartigheden,
Van zynen rechterstoel getreden,
Haer blyde ontfangen, en voortaen
Als zyne welverkorene aen-
En opgevat, tot hulp verstrekken,
En hare laffe geesten wekken.



Incipiendum.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: