Jan Suderman, De godlievende ziel (1724)

Table of contents ↑

← Content: PreviousContent: Next →

Vivet ad extremum [103]


su1724103pict

Back to top ↑
LVIII.
Zy leeft tot in het oneindige.

't GEloof heeft uit wanneer wy sterven;
De Hoop heeft uit wanneer wy erven;
De Liefde blyft.
Zy is de zuster van Godts Zone;
Zy pronkt met onverwelkbre kroone,
Wiens glans beklyft.
Zy trouwt de beste rechte handen;
Zy biedt den Hoogsten offeranden
Hier en hier na.
Geen doot kan haer het leven rooven;
Zy zweve om laegh, zy leeft hier boven,
Door Godts genaê.
O onverbreekbaer waerheits zegel,
Lang waert gy de volmaekte regel
Van mynen gang.
'k Voorzie het einde van myn slaven,
Van al myn zuchten en myn klagen,
Hoe lang of bang.
Myn Bruigom heeft zich wel verscholen;
Maer dwaelde ik ooit in duistre holen,
Hy hielt my vast.
Nu zal Hy nooit weêr van my scheiden.
Nu zal Hy eeuwigh my geleiden.
Wegh, aerdsche last.



Vivet ad extremum.

Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page: