← Content: PreviousContent: Next →

Het sterf-huys van Cupido


Back to top ↑
Het sterf-huys van Cupido.
Gisteren des avonts laet,
Eer die Son te bedde gaet,
Eer sy gaet, end’ ons berooft
Van haer schoon vergulden hooft.
Eer den swarten nacht begint,
Is ghestorven Venus1 kindt2:
Venus kindt, dat soete dier
Is ghevallen in zijn vier.

Nu light Venus arme Vrou,
Iammerlijck in grooten rou.
VVie sal blussen dese pijn?
VVie sal Venus trooster zijn?
Morghen voor den dagheraet,
Eer de Son haer bed verlaet
Dachvaert Venus altemael
Jupiters3 volck in haer sael.

Al ghy Goden overhoop4,
Die wilt coopen goede coop,
Morghen voor het Sonneschijn
Salder eenen coopdach zijn.
Eenen Boogh, end’ neven dien
Eenen Koker wel voorsien:
Pylen zijnder ses oft acht,
Alle van verscheyden cracht,

D’een heeft honich, d’ander gal,
d’ander lieflijck ongheval.
d’een brengt groote blijtschap aen,
d’ander doet die weer vergaen.
Een van hoop, van vreese twee.
Een van vrueght, end’ drie van wee.
Twee doen haten goeden raet,
Twee doen haten middelmaet.

Dits den huysraet, meen ick al,
Diemen daer vercoopen sal.
Dits den huysraet altegaer
Die hy heeft ghelaten naer.
Comt ghy Goden altemael
Morghen vroech in Venus sael:
Die best5 biedt van Venus moet
Vinden noch twee soentiens goet.

VVie dat nu mint, heeft voor de vvindt,6
Cupido die is doot:
Dat felle kindt, dat dol en blindt
Der minnaers hert doorschoot.

Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations

Gisteren, laat in de avond, voordat de zon naar bed ging en ons van haar gouden hoofd beroofde; voordat de zwarte nacht begon; is Venus' kind gestorven. Venus' kind, dat zoete schepsel, is aan zijn eigen vuur ten prooi gevallen. Venus, die arme vrouw, is nu in grote rouw. Wie zal haar pijn blussen, wie haar trooster zijn? Morgen, voor het dag wordt, voor de zon opkomt, heeft Venus al het volk van Jupiter in haar zaal gedagvaard. Jullie goden bij elkaar, die allemaal een goede slag willen slaan: morgen, nog voor de zonneschijn, zal het koopdag zijn. Een boog en daarbij een welvoorziene pijlenkoker zullen daar aangeboden worden. Er zijn zo'n zes tot acht pijlen, allemaal met een andere kracht. De ene bevat honing, een andere gal, weer een andere liefelijk ongeluk. De ene brengt grote blijdschap, de andere doet die weer verdwijnen. Een bevat hoop, met vrees zijn er twee. Een geeft vreugde, drie verdriet. Twee pijlen doen je goede raad haten. Twee doen je ingetogenheid/bedachtzaamheid haten. Dit is, meen ik, alle huisraad die daar verkocht zal worden. Dit is alle huisraad die Cupido nagelaten heeft. Goden, kom allemaal morgen naar Venus' zaal. Wie het hoogste biedt, moet van Venus wel nog twee zoentjes accepteren. Wie nu mint heeft geluk. Cupido is dood. Dat felle kind, dat, wild en blind, pijlen in de harten van minnaars schoot.
Het huis van de gestorven Cupido

Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels


    Back to top ↑

    References, across this site, to this page:


    Back to top ↑

    Iconclass


      Back to top ↑

      Notes

      1
      Venus, godin van de liefde
      2
      nl. Cupido
      3
      Jupiter, de oppergod
      4
      bij elkaar
      5
      het beste
      6
      Wie nu mint heeft geluk