← Content: PreviousContent: Next →

In lyden blinck ick [10]


h161110pict

Back to top ↑
In lyden blinck ick.
Het slaen verweckt de vonck uyt ’sKeyselsteens quetsuyr,
In’t slaen van ramp soo blijckt en blinckt het Minnevuyr.

Si feriar fulgeo. translationtranslation
Splendorum fundunt, non vulnera nostra cruorem.
Pulchro percussus lumine claret ámor. translationtranslation

Des tenebres la lvmiere, & de la mort la vie. translation
Le feu sort du caillou si battre lon le face,
Le feu d’amour paroist aux coups de la disgrace. translation


Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations

Als ik geslagen wordt, vonkel ik.
If I am struck I am radiant.
Vonkengloed spat op, geen bloedstraal, uit mijn wonden,
Door een slag getroffen schittert liefd’ in louter licht.

It is splendour our wounds shed, not blood.
When struck by beautiful light love shines.

Uit de duisternis het licht en uit de dood het leven.
Het vuur vonkt uit de kei zodra men erop slaat,
Het liefdesvuur spring tevoorschijn onder de slagen van de ongenade.



Back to top ↑

Sources and parallels


Back to top ↑

References, across this site, to this page:


Back to top ↑

Iconclass

Cupid trying to start a fire with flint and steel; a man kissing the door-knocker while his beloved looks down from the window

Back to top ↑

Comments

In de petrarkistische liefdeslyriek was het concetto van de koude vuurkei waaruit een vlam wordt geslagen pasmunt. Het betekent vrijwel steeds dat de tegenspoed de minnaar versterkt.1
In het embleem is deze tegenspoed, zoals het Franse bijschrift met evenveel woorden zegt, de ongenade (’disgrace’), de afwijzing, door de dichters van de Pléiade vertolkt als een ’doux nenny’, de zoete weigering die nog heftiger liefdeswensen teweegbrengt. Het motief van de ’doux nenny’ vindt zijn oorsprong in sommige raadgevingen die in Ovidius’ Ars amatoria aan de meisjes worden meegegeven, met o.m. het vers: ’Ante fores iaceat, ’crudelis ianua’dquo; dicat’ (Laat hem - de minnaar - op de dorpel liggen; laat hem ’wrede deur’ klagen). Op deze wijze zal de vrijer immers in liefde toenemen.2
Deze passage richt de blikken onmiddellijk op de man voor de deur, links op de pictura. Het tafereeltje lijkt wel een vers van Hooft in beeld te brengen. In het Bruiloft-spel van 1602 wordt n.b. door de Min gezegd:
Ghij roept mij dickwils aen, en kent ghij mij nu niet?
Daer sijnder veel van u, die, tis niet lang geleden
Met grote ootmoedicheit mij storten haer gebeden,
Dat ick versachten soud haer lijden en getreur.
Sij loosden sucht op sucht voor liefs gesloten deur
...
T’gedenckt die gene wel die lange naere nachten
Inde betraende stoep met kermen overbrachten.
T’ gedenckt de gene wel die met een ootmoet ging
In plaets van sijns liefs mont kussen den kouden ring.

Op de plaat zien we inderdaad een geweigerde minnaar de deurring kussen.3

Back to top ↑

Notes

1
M. Praz, o.c., 110 verwijst naar Petrarca en de impresa van Philips de Stoute van Bourgondië, beschreven in de Devises heroïques van C. Paradin, met als motto: ’Ante ferit quam flamma micet’, d.w.z. het vuur komt na de slag.
2
III, v. 581; zie ook III, v. 473-78 en 579-82.
3
Leendertz-Stoett II, 12, v. 20-24 en 29-32. Wij cursiveren.
Of ook de watermolen rechts op de pictura aan de zingeving deelneemt, valt niet met zekerheid uit te maken. In een paar picturae van Vaenius is zijn aanwezigheid louter decoratief (Amorum emblemata, 17 en 191). Anderzijds vormt de watermolen bij Giovio een amoureuze impresa die qua betekenis enigszins met Hoofts emblema vergelijkbaar is. Het Spaanse motto zegt er over de schoepen van het rad: ’Los llenos de dolor, y los vazios de speranza’ (de volle zijn gevuld met smart en de lege met hoop) (O.c., 28-29).