← Content: PreviousContent: Next →

Voor vryheyt vaylicheyt [28]


h161128pict

Back to top ↑
Voor vryheyt vaylicheyt.
In vancknis voedert my de Min; en was ick vry,
Het ongheluck had onghelijck meer machts op my.

Serva sed secura. translationtranslation
Inclusam accipiter frustra, felisque volucrem
Rapturiunt. nequeo captus amore mori. translationtranslation

Plvs sevr que libre. translation
Libre n’est pas l’Amant, mais bien seur en servage,
Comme l’Oiseau tenu prisonnier en sa cage. translation


Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations

Onvrij maar veilig.
A slave but secure.
Vruchtloos willen kat en havik de gekooide vogel roven.
Door de Min gevangen ben ik tegen dood beschut.

The hawk and the cat long to catch the bird
Locked in its cage. But captured by love I cannot die.

Meer veilig dan vrij.
Vrij is de Minnaar niet, maar wel beveiligd in slavendienst,
Zoals de Vogel die wordt gevangen gehouden in zijn kooi.



Back to top ↑

Sources and parallels



Back to top ↑

Iconclass

Cupid stands next to a bird-cage with a bird; a cat and an eagle are threatening the bird but are unable to reach it; a man lying in a woman's lap (Venus and Adonis?)

Back to top ↑

Comments

Ook in dit embleem gaat het, zoals gezegd, op het eerste gezicht om een eenvoudige en beamende benadering van de situatie van de door de liefde gevangen minnaar. Buiten de kooi wachten immers de wilde dieren (pictura).
Andere amoureuze dichters en emblematici beklemtonen daarentegen met meer nadruk het uitzichtloze karakter van die toestand. Bekend is het vers van Heinsius bij de plaat van de muis in de val waarbij een kat gretig zit te wachten; de minnaar spreekt:
Als ick in liefde ben, dan ben ick als ghebonden,
Als ick daer buyten ben, dan ben ick gantsch gheschonden,
Wat doe ick doch aldus? ontbonden wil ick zijn,
Soo ick ontbonden ben, so meerdert doch mijn pijn,
Soo ick dus langhe blijf, ick moet mijn vreuchden derven,
Soo ick dus niet en blijf, soo moet ick doch wel sterven.
Soo ick ghesloten blijf, soo blijf ick inden noot,
Soo ick ontsloten word’, soo gae ick inde doot.1

Het motto bestaat er uit een getormenteerde versregel van Petrarca: ’Il mal mi preme, e mi spaventa il peggio’ (Het kwaad benauwt mij en het ergere doet mij van schrik verstijven).2
Wie zich uit liefdes knellende banden wil bevrijden, valt van kwaad in erger.
A quoy pretendre yssir librement hors
D’une si doulce, & plaisant servitude?

(Waarom trachten vrijwillig uit zulke zoete en aangename dienst te treden) vraagt Scève, Heinsius’ directe voorbeeld, zich af:
Car en quictant Amour, & ses delices,
Par Mort serois en ma ioye surpris

(Want door de liefde en haar genietingen te verlaten, zou ik in mijn geluk door de dood worden verrast). Hierbij valt op dat de Fransman, in tegenstelling tot de lamenterende Heinsius, de gevangenschap zelf veel positiever waardeert en van de verloren vrijheid nauwelijks een zaak maakt: ’Captif ie reste, & sortant ie suis pris’ (In de kooi blijf ik (in leven), eens erbuiten word ik gepakt).3
Ook Hooft lijkt in zijn scherpgeslepen bijschrift - let op de alliteraties, de leuke traductio van ’ongheluck’ naar ’onghelijck’ en de vondst van Cupido die de gevangen vogel of minnaar ’voedert’ - bij deze meer eenvoudige lectuur van het concetto aan te sluiten. Hetzelfde kan van de Latijnse en Franse bijschriften worden gezegd.
In de pictura is het onderwerp vernuftig uitgewerkt. De plaat is een combinatie van prenten uit Heinsius (de kat?) en Junius (de roofvogel).4 De achtergrond staat chiastisch tegenover het voorplan: de ’locus amoenus’ (het aangename landschap der liefde) achter de dreigende dieren, de ’locus terribilis’ (het dorre en angstaanjagende land der liefdeloosheid) achter Cupido. Het paartje links, kennelijk behorend tot het type van de antiek geklede bijfiguren, is niet direct identificeerbaar. Onder een schaduwrijke boom rust een minnaar in de schoot van zijn geliefde, - beeld van de veilige geborgenheid van de liefde. In combinatie met de aanwezigheid van de gevaarlijke dieren doet het paar denken aan Venus en Adonis.5 Achteroverliggend in de schoot van Adonis,6 wijst de godin haar geliefde op de gevaren van wild en jacht. Dat op onze pictura, in tegenstelling tot het verhaal van Ovidius, de jongeling in de schoot van Venus ligt, vormt geen bezwaar. In de overigens zeer constante traditie van de Ovidius-illustraties is dat immers meestal het geval.7 Zulke voorstelling sluit bovendien goed aan bij het motief van de door de liefde beveiligde minnaar.
Volgens Karel van Mander is Adonis het beeld van de roekeloze jeugd die goede raad in de wind slaat.8
De andere voorstellingstraditie die, zoals is gezegd, dichter aansluit bij de tekst van Ovidius, vormde de stof voor de pictura van een embleem in de beide T(h)ronus-boekjes: Venus rust er in de schoot van haar aardse geliefde en laat op deze wijze zien dat de liefde geen staat kent:
Bredero schreef hierbij het volgende versje:
De Cyprische Goddin verwonnen van haer lusten,
Verlaat den hemel en het goddelijck cieraet;
En comt hier inde schoot van haer beminde rusten.
Voorwaer volmaecte liefd’ aenziet noch rijck noch staet.9


Back to top ↑

Notes

1
Quaeris, 20. Al bij Plautus komt ’feles virginaria’ (meisjes-kat) voor, om een ’maagdenrover’ aan te duiden (Persa, v. 741; Rudens, v. 748).
2
Rime, 244.
3
Délie, 294. Meer over dit alles bij M. Praz, o.c., 97.
4
Vgl. Henkel-Schöne, o.c., 855.
5
Metam., X, v. 503-739.
6
Ibidem, 558.
7
Over Venus en Adonis-voorstellingen in de 17e-eeuwse schilderkunst zie God en de goden. Verhalen uit de bijbelse en klassieke oudheid door Rembrandt en zijn tijdgenoten, (Catalogus), Amsterdam-Den Haag 1981, 56-61; 94-95 (nr. 8); 206-207 (nr. 52).
8
Van Mander, Wtlegghingh, fol. 88v.
9
1620, 3, E7v (embl. 18).