← Content: PreviousContent: Next →

Ick voed’ een vvondt [14]


h161114pict

Back to top ↑
Ick voed’ een vvondt.
Een lidtmaet dat ick voed, my in den strick verwart;
Dat’s ’tooch: door dese wondt vaert my de pijl in’t hart.

Vulnus alo. translationtranslation
Corde laborantis solum mea plaga videre est.
Esse, sed haud cæcum, te scio vulnus, amor. translationtranslation

Ie novrris vne playe. translation
Las ie nourris mon mal, c’est l’œil qui me fourvoye;
Par cette bresche Amour obtint mon cœur en proye. translation


Back to top ↑

Facsimile Images


Back to top ↑

Translations

Ik voed een wond.
I nourish a wound.
Alleen in het hart is bij mij de kwaal van mijn lijden te merken.
Ik weet dat gij een wond zijt, liefde, maar geen blinde!

Only the sick of heart can see the blow I received.
I know, love, that you are a wound, but not at all invisible!

Ik voed een wonde.
Helaas, ik geef voedsel aan mijn kwaal; het oog misleidt me;
Langs deze bres bekwam liefde mijn hart tot prooi.


Back to top ↑

Literature


    Back to top ↑

    Sources and parallels



    Back to top ↑

    Iconclass

    Cupid draws attention to a heart with an eye on a pedestal; a man looks up at a woman who rests her arms on a windowsill; the man points at his chest

    Back to top ↑

    Comments

    Dit emblema bevat de enige pictura uit de serie waar de mogelijke feitelijkheid van de embleemstof niet is gerealiseerd. De vreemde afbeelding van een hart dat als wonde een oog heeft, moet het ontstaan van de liefde illustreren. Via het oog dringt de liefdespijl het hart binnen; door te kijken naar de geliefde, verwondt de minnaar zijn hart; in het wisselen van de blikken slaat de liefde toe (cf. de bijschriften).
    Het dient beklemtoond dat deze door ons als beeldspraak ervaren voorstelling van zaken door de 17e-eeuwse gebruikers van de bundel als een fysiologische realiteit werd ervaren en beschreven. De krachten van de liefdesblik werden toegeschreven aan de geesten of spiritussen. ’Men stelde zich voor dat de ’spiritus’, een etherisch fluïdum, bestaande uit zeer fijn verdeeld bloed, dat gevormd werd in het hart, omhoogsteeg en in de hersenen een nog subtieler aard kreeg, zich door de ogen naar buiten stortte en het gevoel van de partner trof’.1 In de Nederlandse Ripa-vertaling luidt het, met een beroep op Marsilio Ficino:
    Hoedanigh nu de brand uyte oogen nae’t herte schiet, dat bewijst Marsil. Ficinus, seggende, dat de geesten, dieder voortkomen door de hette van ’t hert, en van ’t suyverste bloed, altijd in ons soodanigh zijn, als de aert van ’t bloed is. Maer gelijckerwijs dese damp van ’t bloed, die wy den geest noemen, en die uyt het bloed geboren werden, soodanigh is, als t’bloed is, soo schiet het oock door de oogen, als door de glaese vensteren, gelijcke straelen die ’t bloed gelijck zijn... En also beroert oock ’t herte van onse lichaem, door een gestaedige beweginge, het bloed, van die daer nae by is, en van daer spreyt het de geesten door ’t gantsche lichaem, en door dieselve geesten verspreyt het de glinsterende voncken, door alle de leeden, doch insonderheyt door de oogen: Want de geest seer licht wesende, stijght oock lichtlijck nae de bovenste deelen van ’t lichaem: en ’t licht van den geest glinstert aldermeest door de oogen; om dat de oogen, boven alle andere leeden, helder en doorluchtigh zijn, in sich hebbende licht, glants, dampen en viervoncken. Soo is’t dan geen wonder, dat een open oogh, met groot opmercken op iemant gestiert, de pijlen van zijne straelen schiet in de oogen, van die ’t oogh beschout: welcke straelen door de oogen van haere tegen-Minnaers schietende, dringen door tot in’t herte toe van dese ellendige Minnaers: En met reeden maghmen tot in ’t herte seggen, want zy zijn gewont van ’t herte, dat de pijlen werpt.
    2
    Ter illustratie van deze opvatting kan een plaat dienen uit de Amorum emblemata die moet aantonen dat de blik van de vrouw even sterk is als de pijlen van Cupido: 3
    Als visualisatie van de innamoramento lijkt ’het hart met het oog’ op het eerste gezicht één van de talrijke hiëroglifische of parahiëroglifische symbolen waaraan de emblematiek zo rijk is: de voorstelling van afzonderlijke lichaamsdelen en de additieve opbouw zijn hiervoor vrijwel steeds een betrouwbare aanwijzing. Het ’cor oculatum’ komt in de mij bekende emblemataliteratuur echter alleen voor in een religieuze betekenis. O.m. bij Rollenhage symboliseert het de gerichtheid op God4 en in de godsdienstige liefdesemblematiek werd het, via de Schola cordis (Antwerpen 1629) van de benedictijn Benedictus van Haeften, een geliefd symbool van de vrome waakzaamheid.5 In een combinatie van hiëroglifische motieven uit de Hypnerotomachia Poliphili komt het hart met het oog, als symbool van Gods aanwezigheid in de mens, ook voor in Coornherts notarismerk.6
    Uiteraard beweegt zich de voorstelling in de Afbeeldinghen van minne in een geheel andere context. Zij kan ontstaan zijn naar analogie van de in dit genre bekende ’manus oculata’: een handpalm waarop een geopend oog staat afgebeeld, en die bij Alciato reeds als een antiek teken van de bezonnenheid is gepresenteerd.7 Het is andermaal niet onmogelijk dat tot ons embleem een nummer uit de Amorum emblemata de aanleiding is geweest. Daar wordt hetzelfde motto, een Vergilius-citaat over Dido, op de minnaar toegepast: ’Vulnus alit venis et caeco carpitur igne’ (Hij voedt zijn liefdeswonde met het bloed van zijn aderen en wordt verteerd door een geheim vuur, Aeneis, IV, 2) en in verband gebracht met de voorstelling van een Cupido die met een blaasbalg het vuur onder een waterketel aanblaast. De onderschriften laten over de bedoeling van deze verbinding geen twijfel bestaan. In de Nederlandse tekst luidt het:
    In een ghesloten pot, al comt het vier van buyten,
    Syn sap, en vochtigheyt van binnen wel versiet:
    In ’sminnaers lijf sijn hert verteert, en gaet te niet,
    Door stralen van sijn Lief, die wt haer ooghen spruyten.8


    Back to top ↑

    Notes

    1
    F. Veenstra, Ethiek en moraal bij P.C. Hooft, Zwolle 1968, 108-109.
    2
    O.c., 384. De tekst is niet van Ripa, maar van Zaratino Castellini en is pas in 1613 in de Iconologia opgenomen. Bedoeld is uiteraard Ficino’s commentaar op Plato’s Symposion.
    3
    O.c., 151
    4
    Nucleus, I, 43
    5
    Cf. Hooglied 5, 2: ik slaap, maar mijn hart waakt. Zie J.B. Knipping, Heaven on Earth. Iconography of the Counter Reformation in the Netherlands, Nieuwkoop-Leiden 1974, 20.
    6
    Afgebeeld en geïnterpreteerd door I.M. Veldman, Maarten van Heemskerck and Dutch Humanism in the Sixteenth Century, Maarssen 1977, 153-54.
    7
    Vgl. verder Henkel-Schöne, o.c., 1010-12.
    8
    O.c., 96. Cursivering K.P.